Bondgenoten,

Hoe duurzaam is de democratie? Een ding is zeker: democratie is in ieder geval geen garantie voor duurzaamheid. Al decennia brengen democratieën onze leefomgeving ernstig schade toe. Democratisch verkozen regeringen, waaronder de Nederlandse, subsidiëren grote vervuilers met miljarden per jaar en komen ze de klimaatdoelen niet na die ze zelf hebben afgesproken. Om over de tergende traagheid van democratieën nog maar te zwijgen. Al ruim vijftig jaar weten democratische leiders dat het verbranden van olie, kolen en gas de leefbaarheid van de planeet in gevaar brengt. In 1965 waarschuwde president Lyndon B. Johnson het Amerikaanse congres daar al voor. Een paar jaar later, in 1972 waarschuwde De Club van Rome de hele wereld, en het IPCC luidt sinds 1990 steeds harder de noodklok.

Inmiddels zijn we decennia verder en is het opeenvolgende democratisch verkozen regeringen niet gelukt het tij te keren en inwoners te beschermen tegen de gevaren van planetaire verhitting, verontreiniging en uitputting van de natuur. Integendeel. Die opeenvolgende regeringen hebben dat alles in de hand gewerkt door te sturen op economische groei in plaats van ecologisch evenwicht. Als gevolg stijgen temperatuur en zeespiegel harder dan ooit, sterven er in Nederland bijna 20 keer zoveel mensen aan luchtvervuiling dan aan verkeersongevallen (aldus de NOS in 2020), bracht vorige zomer ongekende overstromingen in Limburg, België en Duitsland, en vragen we ons niet meer af of de zon zal schijnen op onze vakantiebestemming, maar hoe groot de kans is dat de camping weggevaagd zal worden door een bosbrand of overstroming. En dat zijn nog luxeproblemen vergeleken bij de hongersnoden en water wars die zich voltrekken in landen rond de evenaar. Landen die zelf het minst hebben bijgedragen aan de ontwrichting van het klimaat, maar daar wel de hoogste prijs voor betalen.

‘Een democratie is fantastisch, maar voor een jaar zou een dictatuur geen gek idee zijn. Zodat er even wat beslissingen kunnen worden genomen,’ aldus hoogleraar Marcel Levi onlangs in HP/De Tijd. De voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek is niet de enige. Hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans valt Levi in datzelfde interview bij: ‘Ik ben het er helemaal mee eens. Ik pleit zelfs voor een wat langere periode. Niet te lang, maar misschien vier jaar.’ Joris Luyendijk, die volgens mij volkomen oprecht is als hij zegt dat hij geen fan is van autocratieën, betrapt zichzelf niettemin op autocratische verleidingen, zo bekende hij laatst in een interview. Dat bleek al in 2018 toen hij in NRC schreef over het democratisch onvermogen ten aanzien van de ecologische crisis: ‘Wie worden er zoal gekozen?,’ vraagt hij retorisch. ‘Vooral politici die uiteindelijk weinig meer doen dan de ligstoelen op de ecologische Titanic verschuiven.’ En even verderop in hetzelfde artikel: ‘Er is een vorm van dwang nodig om mensen tegen zichzelf te beschermen.’

Ook buiten de landsgrenzen neemt met de zorg over het klimaat ook de wanhoop over dat democratisch onvermogen toe. Wetenschapper James Lovelock, bedenker van de Gaia-theorie, omschreef de ‘moderne democratie’ ooit als een van de grootste hindernissen voor toereikende klimaataanpak. “I have a feeling that climate change may be an issue as severe as a war. It may be necessary to put democracy on hold for a while.” In Duitsland, Frankrijk, het VK, overal zijn soortgelijke verzuchtingen te horen.

Met ieder IPCC-rapport dat verschijnt, groeit het koor van stemmen dat de effectiviteit van democratie in twijfel trekt. Als we snel ingrijpende maatregelen moeten nemen om de wereld leefbaar te houden, zoals het laatste het IPCC-rapport onverbloemd stelt, kunnen we ons de luxe van democratische besluitvorming dan wel permitteren? Al die inspraakavonden, bezwaarprocedures, protesterende buurtbewoners, kritische Kamerleden, wobbende journalisten en strenge rechters die zo nodig beleid aan grondrechten moeten toetsen: dat schiet toch allemaal niet op? Kijk naar wat er in China gebeurt, zingt datzelfde koor, daar vallen de zonnepanelen zo ongeveer als manna uit de hemel. Daar wordt in no time het hele openbaar vervoer geëlektrificeerd. Het kán snel gaan zo’n energietransitie, als je er maar ‘een sterke man’ op zet. Innig geflirt met despoten en autocraten is kortom niet het monopolie van extreemrechtse kringen.

Hebben ze gelijk? Kunnen we de democratie maar beter opschorten als dat de toekomst van de planeet ten goede komt? Hebben we inderdaad een verlicht despoot nodig die de noodzakelijke maateregelen erdoor duwt om de 21e eeuw veilig door te komen?

Nee. De oplossing ligt niet bij minder democratie, maar juist bij meer. Veel meer. Want degenen die duurzame dwingelanden als China en Singapore bewonderen, kijken met een zeer selectieve blik. Ja, er wordt veel duurzame energie geproduceerd in China, maar het land is ook nog steeds de allergrootste uitstoter van broeikasgassen. Bovendien, als je verschillende bestuursvormen langs de duurzame meetlat legt, zoals Frederic Hanusch deed voor zijn boek Democracy and Climate Change, dan blijken autocratieën juist aanzienlijk slechter te scoren op duurzaamheid. Zijn conclusie: hoe meer democratie, hoe meer klimaatbeleid.

We hebben dus niet zo zeer minder democratie nodig, maar we hebben wel een andere democratie nodig. We zijn democratie gaan beschouwen als de vrijheid om te doen en laten wat we willen. Maar democratie is zo’n beetje het tegenovergestelde, zoals historicus Annelien de Dijn in haar monumentale boek Vrijheid laat zien. Democratie is niet de vrijheid om je een slag in de rondte te consumeren, maar de vrijheid om als bevolking te bepalen hoe je de samenleving wilt inrichten en welke regels en beperkingen daarvoor nodig zijn.

Dat is dus heel wat anders dan de kortzichtige variant van democratie die de afgelopen 150 jaar dominant was, waarbij politieke en economische belangen op de korte termijn het winnen van gemeenschappelijke belangen op de lange termijn. Juist die variant zal ertoe leiden dat we fors op vrijheid gaan inboeten. Want de planetaire verhitting die daarvan het gevolg is, erodeert niet alleen ecosystemen, maar ook democratische systemen. Hoe minder vruchtbare grond en drinkwater in de wereld, hoe groter de internationale spanningen zullen worden en hoe massaler mensen op de vlucht zullen slaan. Volgens de VN en de Wereldbank zullen alleen al vanwege droogte de komende tien jaar ruim 700 miljoen mensen op drift raken.

Dat kan anders. Zie bijvoorbeeld de – schrik niet – ‘intergenerationale solidariteitsindex’, die Roman Krznaric aanhaalt in zijn boek De goede voorouder. Die index geeft aan hoezeer landen beleid maken dat rekening houdt met toekomstige generaties. Een schijnbaar duurzaam land als Noorwegen blijkt dan een ‘internationale CO2-drugsdealer te zijn’; voor zichzelf produceert het schone, duurzame energie, maar ondertussen verkoopt het gigantische hoeveelheden gas en olie aan het buitenland. Dat is dweilen met de kraan open.

Wat wij, en alle levende wezens met ons, nodig hebben is een duurzame democratie. Daarmee bedoel ik niet alleen een democratie die de natuurlijke systemen beschermt waarvan wij afhankelijk zijn, maar die ook duurzaam is in de tijd. Een toekomstbestendige democratie dus, die evenzeer de beschermvrouwe is van huidige generaties, als van toekomstige.

Hoe ziet zo’n toekomstbestendige democratie eruit? Dat vraagt om wat verbeeldingskracht, want de vorm waarbij inwoners eens in de paar jaar stemmen op beroepspolitici is zo dominant dat we vergeten zijn dat democratie ook heel andere vormen kan aannemen. In Nederland beperkt de discussie zich hooguit tot wel of geen (correctief) referendum, terwijl er talloze andere vormen zijn om de democratie te vernieuwen en te verduurzamen. Sommige ideeën liggen voor het oprapen. De staatscommissie parlementair stelsel, voorgezeten door Johan Remkes, publiceerde in 2018 een rapport bomvol voorstellen om de democratie te versterken. En een paar maanden geleden nog presenteerde de Tweede Kamerwerkgroep-Van der Staaij een reeks adviezen om de parlementaire democratie te verbeteren, waarvan een aantal zeker ook de toekomst zouden dienen. Denk aan het kindervragenuur, rondetafelgesprek of het studentenparlement. Maar een van de conclusies van Van der Staaij: veel van deze instrumenten bestaan al lang, ze worden alleen nauwelijks gebruikt.

In een land waarin de politiek slechts de waarde van kunst en cultuur ziet als die ‘economische meerwaarde’ genereren, is het misschien ook niet zo gek dat we lijden aan een chronisch gebrek aan democratische verbeeldingskracht. Zonde, want er is zoveel meer mogelijk dan alleen stemmen, petities tekenen en misschien, heel eventueel een referendum.

Wat te denken van het Japanse Future Design, waarbij besluiten over bijvoorbeeld de aanleg van een nieuwe weg, genomen worden in overleg met de toekomst. Hoe dan? Door mensen aan te wijzen die namens toekomstige generaties spreken; zij zijn aanwezig bij het overleg en de besluitvorming, waarbij ze toekomstige belangen verwoorden en beschermen. Weten deze mensen dan precies hoe het leven van die generaties eruit ziet? Nee, maar iedereen blijkt in staat om zich voor te stellen wat basisvoorwaarden voor een goed leven zijn, of zich dat nu afspeelt of over honderd jaar. Of wat te denken van een transnationaal ministerie van de Toekomst, zoals beschreven door Kim Stanley Robinson in zijn gelijknamige roman?

In veel landen om ons heen wordt al geëxperimenteerd met vormen van toekomstbestendige democratie. Zo wisten burgers in Frankrijk, Denemarken, Schotland, Ierland, Oostenrijk, Spanje en Luxemburg binnen enkele maanden een toereikende en rechtvaardige klimaataanpak te ontwikkelen. Dat deden ze met hulp van burgerberaden, een groep van 150 gelote inwoners die samen een dwarsdoorsnede van de samenleving vormen. Vanuit die meerstemmigheid bedachten ze oplossingen voor een van de moeilijkste opgaven van deze eeuw: de klimaatcrisis. En wat blijkt? Inwoners blijken heel goed in staat te zijn om voorbij hun eigenbelang te kijken. Om wars van lobby, vrij van politieke belangen en zonder verkiezingsdruk, te komen tot oplossingen die de samenleving als geheel dienen en die rekening houden met toekomstige generaties.

Ook rond andere ingewikkelde thema’s blijken burgerberaden effectief: zo werden op verschillende plekken in de wereld burgerberaden georganiseerd over de vraag welke coronamaatregelen nodig waren. Eerder dit jaar werkten gelote inwoners van Bosnie en Herzegowina samen aan een voorstel voor een nieuwe grondwet. Het Braziliaanse Porto Alegre organiseerde een burgerberaad over wachttijden in de zorg. In Zimbabwe vond een soortgelijk proces plaats over het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen in de landbouw, in Uganda over aan de aanpak van overstromingsgevaar en in Ghana ontwikkelden zo’n 200 mensen samen ideeën voor schoon drinkwater en voedselzekerheid.

Wanneer inwoners op een gelijkwaardige manier kunnen meepraten en meebeslissen, neemt niet alleen kans toe op toekomstbestendig beleid dat steun krijgt in de samenleving, maar ook de kans op een sterkere democratie. Niet voor niets hebben burgerberaden op sommige plekken, zoals Duitstalig België en Parijs, zelfs al een permanente plek gekregen in de democratie.

Duurzame democratie betekent overigens ook dat niet alleen de rechten en veiligheid van mensen beschermd worden, maar van al het leven. In meer dan 25 landen wereldwijd heeft de natuur rechten, omdat mensen tot het inzicht zijn gekomen dat ze niet boven de natuur staan. Zo is in Nieuw-Zeeland de rivier Whanganui wettelijk erkend als 'levende entiteit', wat onder meer betekent dat schade toebrengen aan deze rivier even strafbaar is als schade toebrengen aan een mens. Bovendien kan de rivier nu ook een partij zijn bij geschillen. Ook de Ganges in India heeft rechten gekregen, waardoor ze niet langer straffeloos uitgebuit en vervuild mag worden. In Ecuador heeft de natuur sinds 2008 zelfs een grondwettelijke status, waardoor haar recht op bestaan en herstel juridisch gewaarborgd is.

Nu is dit soort verbeeldingskracht bij Nederlandse regeringen ver te zoeken, maar veel inwoners hebben die wel: zo richtte een groep burgers de Ambassade van de Noordzee op om te luisteren naar ‘de politieke stemmen van de dingen, planten, dieren, microben en mensen in en rond de Noordzee’. Een inwoner van Zwolle sprak onlangs in bij de gemeenteraad – niet om op te komen voor zijn eigen belang, maar die van de IJssel. Andere inwoners richtten een Loket voor de Toekomst op en mensenrechtenjurist Jan van de Venis ijverde bij de overheid voor de instelling van een Ombudspersoon Toekomstige Generaties; toen die overheid daar niets in bleek te zien, schiep hij die functie zelf maar.

Dat soort initiatieven laten zien dat die broodnodige verbeeldingskracht wel degelijk bestaat – in de samenleving. Als we die aanboren, kunnen we politici helpen om voorbij ‘haalbaar en betaalbaar’ te kijken, om realistisch te zijn en dus naar het (schijnbaar) onmogelijke te streven. De afgelopen decennia hebben namelijk laten zien dat de politiek dat niet op eigen kracht kan. Als we een toekomstbestendige democratie willen bouwen, moeten politici, burgers, media, maatschappelijke organisaties, bedrijven, overheidsdiensten én de natuur als bondgenoten aan de slag gaan. Alleen bondgenoten kunnen op een gelijkwaardige manier samenwerken om het heden en de toekomst op een rechtvaardige, duurzame manier vorm te geven.

Daar kunnen we vandaag mee beginnen. Het eerste dat we moeten doen, is beseffen dat juist wat vandaag onmogelijk lijkt, het fundament vormt van een veerkrachtige, duurzame toekomst. Zo ging het ook met de afschaffing van de slavernij en het invoeren van vrouwenkiesrecht: het onmogelijke kon werkelijkheid worden omdat mensen erin geloofden. Die taak ligt ook nu voor ons. Laten we dus de natuur eindelijk rechten geven, laten we naar haar luisteren en ecocide onmiddellijk strafbaar maken, laten we toekomstige generaties een stem geven en om raad vragen bij besluitvorming, laten we landelijke burgerberaden organiseren – over de toekomst van de landbouw, over energiearmoede, over brede welvaart. Laten we de gezondheid van mens en planeet centraal stellen. Laten we kortom de toekomst koesteren en kiezen voor een duurzame democratie.